- afhangen
- {{afhangen}}{{/term}}1 [naar beneden hangen] pendre2 [+ van][afhankelijk zijn] dépendre(de)♦voorbeelden:1 een afhangend dak • un toit en penteafhangende schouders • épaules tombantes2 ons uitstapje hangt van het weer af • notre sortie dépend du tempszijn leven hangt er van af • il y va de sa viedat hangt er van af • cela dépend→ {{link=leven}}leven{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.